1. Kangen
Muziek uitgevoerd op drie verschillende blaasinstrumenten die afkomstig zijn van het vaste land: Shō (mondorgel), Hichikiri (hobo) en Ryūteki (zevengatige Chinese fluit) en twee snaarinstrumenten: Biwa (luit) en Sō (koto, een liggend snaarinstrument), aangevuld met drie percussie instrumenten: Kakko en Taiko (2 verschillende trommels) en de Shoko (een bronzen gong).
Tegenwoordig wordt voornamelijk Tōgaku (Chinese muziek) opgevoerd.
Bij Kangen wordt de boventoon door de blaasinstrumenten gevoerd. De Hichikiri speelt het hoofdthema, samen met de Ryūteki. Deze laatste verzorgt ook de verfraaiingen en de Shō geeft het akkoord weer. De percussie zorgt samen met de snaarinstrumenten voor ritmische ondersteuning.
De instrumenten worden in een laag en zeer gevoelig tempo bespeeld. Dit in tegenstelling tot de Bugaku (hieronder beschreven), waar de bespeling zeer energiek is.
Soms worden Saibara en Rōei of Kayō (zie beschrijving hieronder) uitgevoerd als onderdeel van Kangen.